“Als je kinderen hebt, kan ik me niet voorstellen dat je een drempel voelt om naar de voedselbank te gaan”, zegt Wilma Loos uit Zoetermeer. “Ik wilde gewoon mijn drie opgroeiende kinderen iedere avond een warm potje geven, want dat had ik mezelf opgedragen.”
Acht jaar geleden kreeg ze leukemie. De vader van haar kinderen was vertrokken. Hij bleek schulden te hebben bij postorderbedrijven, waarna Wilma onder financieel beheer kwam te staan. “Wekelijks had ik 45 euro voor eten, kleding en alle andere losse uitgaven. Ik stond op het punt om in een winkel etenswaren in mijn tas te laten zakken. Dat vond ik zo verschrikkelijk erg.”
Een maatschappelijk werker meldde haar aan bij de Voedselbank Haaglanden. “Daarvoor moest ik allerlei cijfers en papieren aanleveren. Door de chemokuren kon ik dat allemaal niet overzien, maar gelukkig nam de maatschappelijk werker dat over. Als we niet bij de voedselbank waren gekomen, dan had ik vastgezeten wegens winkeldiefstal.”
Kleine borden
Ze leerde creatief te zijn met etenswaren. Ze gebruikt kleinere bordjes, want dan lijkt het alsof je meer eten hebt. Hebben ze peen en uien over, dan doen ze dat de volgende dag op brood. Zuurkool bakken ze op, want ze doen niets weg. “Met mijn multiculturele buren ruilde ik wel eens iets tegen rijst of pasta. Schorseneren of zo, want daar houd ik niet zo van. Zij zijn er superblij mee. Dat is een soort feestje.”
Het gezin keek iedere week enorm uit naar de donderdag, wanneer de pakketten weer uitgedeeld werden. Op woensdagavond zei ze dan: nog even op een houtje bijten. “Mijn kinderen gingen overigens nooit met honger naar bed. Ze kunnen altijd nog een boterham pindakaas maken.”
Ze kan zich opwinden over mensen die kritisch zijn over de spullen in het pakket. Dan klagen ze over het pak koffie, omdat ze zelf liever Senseo-koffiepads willen. “Dat is in mijn ogen decadent.”
De leukemiebehandeling slaat aan, maar vanwege haar gezondheid mag Wilma niet werken. Na drie jaar mag ze geen beroep meer doen op de voedselbank, omdat ze geacht wordt nu zelf rond te komen. Toch komt ze iedere maand nog 35 euro tekort. “Voor medicijnen moet ik vier euro bijbetalen, maar dat gaat van mijn weekgeld af.”
De kinderen zijn nu 18, 20 en 30 jaar oud. Ze wonen allemaal thuis en dragen via hun baan allemaal een tientje bij aan het maandinkomen. Dat is bedoeld voor benzine en andere extra’s. Daarmee redt ze het net.
Vermicelli met groenten
“Ik bak vermicelli met boter en doe daar pasta of rijst en groente bij. Mais en wortels zijn goedkoop, dus die groenten eten we vaak. Ik maak veel eten klaar in de oven, want dan behoudt het structuur en kleur. In de pan slinkt veel groente te veel. Ik doe er liefde, optimisme en fantasie bij. Uiteindelijk hebben we het heel gezellig. We zijn tevreden en dankbaar als we een klein stukje kipfilet hebben. Want we weten ook nog heel goed dat we het helemaal niet hadden.”
Soms hebben ze snoepjes of chips, maar alleen als haar kinderen dat zelf kopen. “Dan zitten we te genieten van de chips op de bank. Mijn kinderen zijn er een stuk socialer door geworden. Ze delen heel veel. Ik hoop dat ik mijn kinderen heb meegegeven dat we altijd wel weten te overleven. Het komt goed. Samen hebben we er best veel van geleerd. Wat is er nou belangrijker: dat je vlees kunt eten of dat we nog samen zijn?”
Ze heeft nog steeds goede contacten met de voedselbank. “Ik ben dankbaar voor de vrijwilligers die zo hard werken. Als er een pakket overblijft, krijg ik een telefoontje. Dan kom ik het pakket graag halen.”
Sigrid van Iersel, Storytelling Gilde